Het 'verdwenen' orgel van Scheemda uit 1526 met gesloten luiken bevindt zich niet meer in Scheemda, maar ligt opgeslagen in het depot van het Rijksmuseum te Amsterdam in Lelystad. Foto: Het ‘verdwenen’ orgel uit 1526. Foto: Rijksmuseum Amsterdam. Licentie: Publiek Domein.
Het orgel van gepolychromeerd eikenhout uit de Nederlands Hervormde Kerk in Scheemda is een kerkorgel, tegenwoordig in het bezit van het Rijksmuseum in Amsterdam. Het bestaat uit een rijk beschilderde orgelkas met loos binnenwerk. Het oorspronkelijke pijpwerk is eind 19e eeuw verloren gegaan. Er schijnen echter toch nog wel pijpen te zijn opgeslagen, maar dat zijn niet de originele.
De pijpenbundels zijn in zeven groepen verdeeld. Het orgel kan worden afgesloten door middel van twee beschilderde luiken. Op de rechter deur aan de binnenzijde zijn voorstellingen van De Geboorte en De Aanbidding van de Herders aangebracht. Op de linker deur aan de binnenzijde De Aanbidding der Koningen.
De buitenzijde is beschilderd met De boom van Jesse[1]. Daaronder bevinden zich verschillende briefpanelen met daarop twee wapens. Het wapen links (met huismerk en drie orgelpijpen) is dat van de orgelbouwer; het wapen rechts dat van het kistemakers gilde van Groningen[2]. De zijvoluten[3] zijn een latere toevoeging.
Het orgel met geopende luiken hangt hier nog aan de muur in het Rijksmuseum te Amsterdam (tot 2004). Bron/licentie: Rijksmuseum Amsterdam. Licentie: Publiek Domein.
Het orgel bevat tussen de vele versieringen een banderol[ 4] met daarop het opschrift ‘Magister Johannes Emedensis anno domini ende XXVI. MCCCCC’:
Waarschijnlijk wordt hiermee bedoeld de orgelbouwer Johan Molner, die burgerrecht van Emden verwerft in 1518/1519[5]. De identiteit van de schilder wordt in het verleden gezocht in de omgeving van Jan Swart van Groningen. Tegenwoordig staan de schilderingen te boek als anoniem. Volgens het RKD[6] is de schilder een Nederlander, volgens het Rijksmuseum een Duitser.
Het orgel heeft een grootte van 645cm (gehele orgel) en een breedte van 300cm. De hoogte van de dager (schilderij) is 300 cm en de breedte daarvan bedraagt 150 cm.
In 1874 is het orgel door het kerkbestuur verkocht aan J. Verwer te Leeuwarden en vervangen door het huidige orgel van Roelf Meijer uit Veendam. Van 1886 tot 1889 geeft Verwer het in bruikleen aan het Rijksmuseum, dat het vervolgens in 1896 aankoopt met steun van de Vereniging Rembrandt. Het orgel heeft lange tijd in het Rijksmuseum gehangen, maar is later overgebracht naar het depot in Lelystad.
Terug naar Scheemda
Naschrift van de webmaster. 'Ook moeten we rekening houden met het feit dat de prachtig beschilderde panelen gerestaureerd zullen moeten worden, hetgeen mogelijk een bedrag van ver boven de 700.000 euro zal gaan kosten. Ook moeten de verbindingen tussen de beschilderde platen worden hersteld. Wat zou het verder geweldig zijn als de restauratiewerkzaamheden in de kerk zelf zouden kunnen plaatsvinden, life onder het ‘toeziend oog’ van bezoekers, maar wel op enige afstand. Een geweldige trekpleister voor Scheemda! De kerk is in het bezit van de Stichting Oude Groninger Kerken, de orgelkas behoort toe aan het Rijksmuseum te Amsterdam. Er is nog niemand gevonden die het mogelijk kan maken dit prachtige exemplaar terug te halen naar de plek waar het hoort: de kerk van Scheemda'.
Filmpje van de panelen op YouTube (2010) gemaakt in het depot te Lelystad.. Vergeet niet het geluid aan te zetten!
Het volgende deel van dit artikel bestaat uit een bericht in 1942 geschreven door A.B. de Vries. Aan de tekst en de spelling van het onderstaande is niets gewijzigd. Hierdoor worden sommige details dubbel vermeld. De onderstaande afbeeldingen behoren niet bij de oorspronkelijke tekst.
Afbeelding op een van de panelen. Bron: Rijksmuseum Amsterdam. Licentie: Publiek Domein.
“Twee beschilderde orgelvleugels uit Scheemda.
Toen in Augustus 1939 overgegaan moest worden tot het in veiligheid brengen van de kunstwerken in het Rijksmuseum te Amsterdam, viel de aandacht ook weer eens op het orgel uit Scheemda, dat hoog in de voorhal was aangebracht en waarvan de beschilderde vleugels nauwelijks zichtbaar waren. De deuren bleken gemakkelijk afneembaar te zijn en zoo was er de mogelijkheid deze onopgemerkte paneelen aandachtig te bekijken. De eerste indruk was nogal verrassend, en omdat wij nog steeds van meening zijn, dat deze stukken voor de Noord Nederlandsche schilderkunst van omstreeks het eerste kwart der 16e eeuw een zekere beteekenis hebben, willen wij deze paneelen te dezer plaatse bespreken.
Het orgel, afkomstig uit de tegenwoordig Ned. Hervormde Kerk te Scheemda in Groningen[10], werd in 1896 door het Rijksmuseum aangekocht, nadat het van 1886-1889 aldaar in bruikleen was afgestaan door Mr.Verwer uit Leeuwarden.
Een gedenkbord, in 1896 in de kerk te Scheemda aangebracht, vermeldt, dat het Godshuis in 1515 werd gebouwd, dat het eerste orgel werd vervaardigd in 1526 door Magister Johannis Emedensis en, na nog vele lotgevallen der kerk te hebben opgesomd, dat in 1874 het oude orgel werd verkocht en een nieuw vervaardigd, enz. enz.
Of Mr. Verwer of een ander tusschen 1874 en 1886 de bezitter van het orgel is geweest, is thans niet na te gaan. De stijl van het orgel maakt het onmogelijk eraan te twijfelen, dat hier inderdaad sprake is van het door Johannis uit Emden in 1526 vervaardigde instrument. Helaas is alleen deze naam genoemd en aangezien de instrument-bouwer van grooter belang geacht moet worden dan de decorateur der orgeldeuren, moet aangenomen worden, dat Meester Johannis met de beschildering weinig uitstaande heeft gehad.
Van het orgel zelf, in zooverre het intact is[11], heeft Vogelsang in den Catalogus van de Meubelen in het Nederlandsch Museum van Geschiedenis en Kunst, 1913, onder no. 45 een uitvoerige beschrijving gegeven. Bierens de Haan[12] en Floris van der Mueren[13] vermelden beide dit laat-Gothische orgel.
De beschilderde deuren worden terloops genoemd en de schilder wordt gezocht in de omgeving van Jan Swart van Groningen.
Naar wij meenen te weten, is dit alles, dat tot dusver werd gepubliceerd. Naspeuringen of in de ’Kunstdenkmaler der Stadt Emden’ (1927) nog iets te vinden was, dat tot een of ander spoor kon leiden, waren tevergeefs. Zoo rest niets anders dan de stijlcritiek om de plaats te bepalen der twee beschilderde vleugels!
De bijna 3 M . hooge orgel-deuren vertoonen ongeveer levensgroote figuren in een renaissancistische fantaisie-architectuur; op de linkervleugel de Aanbidding der Herders, op de rechtervleugel de Aanbidding der Koningen. Het opvallendst zijn het coloriet en de bewogen uitdrukking van enkele figuren.
Zoo overwegend is deze eerste impressie, dat men meent, dat deze paneelen eerder door een Duitsch dan door een Nederlandsch artist vervaardigd zijn. Groenen, bruinen en geelen, veelal cru tegen elkaar gezet, maar dan toch ook weer gevoeligere combinaties van tonen, verwarren de appreciatie van deze stukken. Een indruk van stijl blijkt echter duurzaam te zijn, de figuren zijn allesbehalve onbeholpen, er is zelfs nauwelijks sprake van provincialisme, dat vooral in het Oosten en Noorden van de Nederlanden zoo opmerkelijk is.
Op zoek naar verwante stukken in het aangrenzende Westphalen of Noord-Duitschland, blijkt er -althans voor zoover mij bekend- geen direct aanknoopingspunt mogelijk te zijn. Een onlangs verschenen overzicht der Noord-Duitsche Schilderkunst van de 15de en 16de eeuw, door Harald Busch, kon mij niet tot ander inzicht brengen.
De uitvoering is nogal grof, hetgeen zeker door de groote afmetingen der paneelen in de hand is gewerkt. Verder blijkt de kunstenaar de plooienval der gewaden weinig persoonlijk gade te slaan.
Deze zijn zeer schematisch en schijnen aan sculptuur ontleend. Het is vooral de karakteriseering door houding en uitdrukking, die de persoonlijkheid van den kunstenaar het duidelijkst doet spreken en het zijn de Herders en de oude Joseph, die het best geslaagd mogen heeten.
Overschilderingen veroorzaken hier en daar storende indrukken, zoo is b.v. de Ster van Betlehem een zon geworden!
Afbeelding op een van de panelen. Bron: Rijksmuseum Amsterdam. Licentie: Publiek Domein.
Op de buitenkanten is de Boom van Jesse[14] voorgesteld, een thema, dat veelvuldig op de rijk gesneden Antwerpsche houten altaarstukken uit het begin der 16de eeuw voorkomt. Jesse zelf zit als een majestueuse figuur in een wijden mantel ten voeten uit, de Koningen zijn niet te identificeeren, behalve David, die kenbaar is gemaakt door zijn harp, Grimassen trekkend zijn de vorsten als het ware verborgen in een prieel van loof; ten voeten uit, als een uit hout gesneden beeld staat Maria met het Christuskind.
De wijze waarop deze Jesse-voorstelling is behandeld, blijkt samen te hangen met die op de predella[15] van het ,’Altar der Sieben Schmerzen Mariens’ in de Nikolaïkerk te Kalkar, in 1521 door Heinrich Douwerman gesculpteerd[16]. Ook daar het rijke loofwerk van acanthusbladeren en te midden hiervan de Koningen. De verhouding tusschen ornament en figuur is nagenoeg dezelfde. Zonder een directe ontleening te willen construeeren, moet wegens deze overeenkomst toch wel een zeer bepaalde invloed der houtsnijders worden aangenomen.
Wie is dan tenslotte deze schilder, die een zekere allure heeft, een sterk sprekend coloriet[17], een gave tot karakteriseeren, maar wien het aan een uitgesproken persoonlijkheid ontbreekt en wiens stijl ongeveer op hetzelfde niveau staat als die der z.g. Antwerpsche Manieristen?
Vogelsang heeft indertijd voor het eerst onder voorbehoud den naam van Jan Swart van Groningen uitgesproken en nog steeds biedt deze de meeste kansen voor een juiste attributie. Indien Swart, zooals Friedlander vermoedt[18], identiek is met Jan den Hollandere, die in 1522 te Antwerpen Meester werd, dan zouden zoowel de Duitsche allure als de betrekkingen tot de houtsnijders uiterst plausibel worden. De datum van het orgel, 1526, zou ook zeer wel met het oeuvre van Jan Swart zijn overeen te brengen. De Aanbidding der Wijzen in het Museum te Antwerpen, wellicht iets later geschilderd, biedt inderdaad aanknoopingspunten, die vooral in de houding der Madonna met het Kind en in de typeering der figuren te vinden zijn. De koppen der Koningen, vooral die op de achterkanten, kunnen met vrucht vergeleken worden met die, welke op teekeningen van Jan Swart worden aangetroffen.
Helaas geven de doorkijkjes op het landschap geen mogelijkheid tot vergelijking met de natuuruitbeeldingen op de bekende schilderijen van dezen meester.
Tenslotte kan het niet anders dan begrijpelijk genoemd worden, indien Jan Swart van Groningen deze opdracht uit Scheemda zou hebben uitgevoerd. Even kwam het bij mij op, of het portret van Graaf Edzard van Oost-Friesland in de verzameling te Oldenburg, van denzelfden schilder zijn kon. Vooral de decoratie op den achtergrond van het portret geeft aanleiding tot deze veronderstelling, bovendien was Emden de residentie van Graaf Edzard. De factuur van het Conterfeitsel[19] blijkt echter lijniger, hoekiger en ook vaster te zijn.
Deze vleugels onder Uw aandacht te brengen, nadat zij zoolang in onbereikbare hoogten hebben gezweefd, is mijn voornaamste doel[20]. Moge de toeschrijving door U aanvaard worden, die meer dan wie ook bevoegd zijt tot het uitspreken van een oordeel[21].” A.B. de Vries
Voor een uitvoeriger beschrijving van de geschiedenis van het orgel en de beschilderingen verwijs ik naar ‘Terug naar Scheemda, vroegere orgel weer op de oude plek?’, Groninger Orgels, deel 4, geschreven door Jaap den Hertog, Victor Timmer en Peter Westerbrink. Dit is een uitgave van de Stichting Oude Groninger Kerken, waar het boekwerkje (circa 30 pagina’s) is te bestellen.
In 2016 is het onderstaande filmpje gemaakt over de terugkeer van het 'Scheemder Orgel naar Scheemda'. Daarvan is echter nog niets tot stand gekomen en de bezoeker kan het orgeltje nog steeds niet bezichtigen in zijn wieg: In Scheemda. Of het er ooit terug zal komen? Wie weet.... Vergeet niet het geluid aan te zetten. Bron: YouTube, 2016.
NB. Alle beschikbare foto's inzake dit orgel zullen worden toegevoegd aan het fotoalbum op de website.
|
|||||||||||||
|